• hen·gel·sport
enkelvoud meervoud
naamwoord hengelsport hengelsporten
verkleinwoord

de hengelsportv / m

  1. het voor het plezier vissen
     Bij De Bruyn, speciaalzaak in huisdieren en hengelsport, mogen ze kijken van de baas. "Spannend", zegt Lisa Bouwman en maakt zich met moeite los van de tv achter de kassa. Om in de 69ste minuut de container buiten te zetten.[2]
     "Er zal een flink aantal jaren minder vis zijn", zegt Marco Kraal, bioloog bij Sportvisserij Nederland. Voor de hengelsport is het volgens Kraal "vreselijk".[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kijken naar Oranje in Hulst” (Maandag 28 juni 2010, 18:08), NOS
  3.   Weblink bron “Veel dode vissen door sneeuw en ijs” (Dinsdag 2 maart 2010, 10:20), NOS