• ge·noot·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord genootschap genootschappen
verkleinwoord genootschapje genootschapjes

het genootschapo

  1. vereniging met een beperkt aantal leden en een uitgesproken doel zoals bijv. het bevorderen van wetenschap, kunst o.i.d.
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]