zendingsgenootschap
- zen·dings·ge·noot·schap
- samenstelling van zending en genootschap met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zendingsgenootschap | zendingsgenootschappen |
verkleinwoord | zendingsgenootschapje | zendingsgenootschapjes |
het zendingsgenootschap o
- (religie) een organisatie die erop gericht is het evangelie te brengen is streken waar dit niet bekend is
- Benjamin Matthes werd door een zendingsgenootschap naar Celebes gestuurd en begon daar een studie van het Boeginees en het langste epos dat de wereld rijk is.
- Het woord 'zendingsgenootschap' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.