• zen·ding
1 enkelvoud meervoud
naamwoord zending zendingen
verkleinwoord zendinkje zendinkjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord zending -
verkleinwoord - -

de zendingv

  1. materiaal dat gezamenlijk verzonden wordt
    • Er is zojuist een grote zending binnengekomen. 
  2. (religie) protestantisme de activiteiten verbonden aan het brengen van het evangelie, met name in een ver land
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]