opdracht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·dracht
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opdragen met het achtervoegsel -t [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opdracht | opdrachten |
verkleinwoord | (opdrachtje) | (opdrachtjes) |
Zelfstandig naamwoord
- een (door een hogere autoriteit in de organisatie) opgelegde verplichting tot het verrichten van werk
- Jullie krijgen voor morgen drie opdrachten mee.
- een taak die men voor een klant, tegen betaling, mag uitvoeren
- ▸ Wat me wel is gelukt is om af en toe voor klanten in het buitenland vanuit huis opdrachten uit te voeren.[2]
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een te verrichten werk
Gangbaarheid
- Het woord opdracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdracht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ opdracht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be