• op·dracht·geef·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord opdrachtgeefster opdrachtgeefsters
verkleinwoord

de opdrachtgeefsterv

  1. (persoon) (economie) vrouw die opdrachten geeft; vrouw die een bestelling doet
     Sophie hoort hoe Rosentreter zijn opdrachtgeefster een paar kalmerende woorden toefluistert.[2]
     De mensen op het schilderij zijn de politieke hoofdrolspelers uit die tijd: keizer Ferdinand II, koning Filips IV, zijn vrouw Elisabeth van Frankrijk en de opdrachtgeefster van de serie wandtapijten, Isabella van Spanje.[3]
     ALMELO/ENSCHEDE - De vermeende opdrachtgeefster voor het doden van de 25-jarige Mustafa Kanat, zijn ex-vrouw Ellen G. (23), tegen wie 15 jaar was geëist, is vrijgesproken. Er was 15 jaar cel tegen de Brabantse geëist. „Alleen het wensen van de dood is van onvoldoende gewicht”, besliste de Almelose rechtbank deze vrijdag.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Corpus delicti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789041417480
  3.   Weblink bron “Schets van Peter Paul Rubens ontdekt” (15 januari 2019), NOS
  4.   Weblink bron “Opdrachtgeefster moordmissie naar Enschede vrijgesproken” (24 juni 2016), Tubantia