Bijbelgenootschap

Nederlands

 
Bijbelgenootschap
Uitspraak
Woordafbreking
  • Bij·bel·ge·noot·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Bijbelgenootschap Bijbelgenootschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het Bijbelgenootschapo

  1. (religie) een vereniging die zich bezighoudt met de vertaling van de Bijbel, verspreiding van bijbels en voorlichting over de Bijbel
     Prinses Beatrix heeft in Utrecht het eerste exemplaar van een nieuwe Jeugdbijbel in ontvangst genomen. Ze deed dat tijdens het Bijbelfestival, waarmee het Nederlands Bijbelgenootschap zijn 200ste verjaardag viert.[2]
     Matthijs de Jong, van Het Nederlands Bijbelgenootschap, was een van de vertalers. "We liepen tijdens het vertalen tegen een aantal moeilijkheden aan. Het is belangrijk om in normaal Nederlands te vertalen, zonder dat een goede weergave van de originele Griekse en Hebreeuwse teksten verloren gaan. Daarnaast moet de vertaling, ondanks de gewone taal, de mensen nog steeds raken."[3]
     De bijbel anno 2011 ziet er heel anders uit. Het kent de woorden doekoe, patas, tjappen en fiti. Maagd Maria wordt niet zwanger, maar is pregno van een baby boy en Jezus krijgt de straatnaam Immanuel. En de bijbel is geen bijbel meer, maar hij heet de Torrie van Mattie. Die is vanaf vandaag te krijgen. Een aantal christelijke organisaties en het Nederlandse Bijbelgenootschap hebben hun krachten gebundeld om 'jongeren van de straat' te bereiken. In het boek wordt het evangelie van Matteüs verteld. Aangezien de straatjongeren niet bekend staan als boekenwurmen, is het ook te beluisteren als mp3.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Prinses Beatrix bij Bijbelfeest” (28-06-2014), NOS
  3.   Weblink bron “Vertaling Bijbel in gewone taal klaar” (20-02-2014), NOS
  4.   Weblink bron “'Maagd Maria is pregno, maar ze had niet gebald'” (09-11-2011), NOS