bondgenootschap
- bond·ge·noot·schap
- Afgeleid van bondgenoot met het achtervoegsel -schap.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bondgenootschap | bondgenootschappen |
verkleinwoord |
het bondgenootschap o
- een verdrag tussen staten, zakenpartners of individuen, omwille van een gemeenschappelijk voordeel
- Samen met Duitsland wil Obama met TTIP nog één groot internationaal succes boeken. Het bondgenootschap is meer dan ooit van strategisch belang voor de VS. Zeker nu leiders in andere grote Europese landen politiek verzwakt zijn.[1]
- ▸ President Niinisto en premier Marin van Finland zijn voorstander van het NAVO-lidmaatschap van hun land. Volgens de twee moet het land "zonder vertraging" een aanvraag doen voor het lidmaatschap van het militaire bondgenootschap. Dinsdag zei de defensiecommissie van het Finse parlement al dat toetreden tot de NAVO de beste optie is om nationale veiligheid te garanderen.[2]
1.
- Het woord bondgenootschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bondgenootschap" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Juurd Eijsvoogel NRC 12 mei 2016
- ↑ Weblink bron “Finse politieke leiders willen toetreden tot de NAVO, Rusland ziet dreiging” (12 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be