Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bond·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deelgenoot, helper’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • samenstelling van  bond  en  genoot  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bondgenoot bondgenoten
verkleinwoord bondgenootje bondgenootjes

Zelfstandig naamwoord

de bondgenootm

  1. (militair) een andere macht waarmee een afspraak gemaakt is aan dezelfde zijde te zullen strijden
    • Het Vaticaan en de VS zijn bezorgd over Polen, dat zowel geopolitiek als religieus geldt als belangrijke bondgenoot.[3] 
     De dertiende van deze maand werd er een verdedigingspact tussen de Sovjet-Unie en Engeland gesloten, tegenwoordig dus bondgenoten.[4]
  2. iemand waarmee je samenwerkt en die je steunt
    • Worstelaar Hulk Hogan blijkt een onverwachte bondgenoot in de ring te hebben in zijn strijd tegen roddelsite Gawker. Peter Thiel betaalde volgens Forbes de kosten voor de rechtszaak. [5] 
     Spartacus had dus de best denkbare bondgenoot gekregen in de aanstaande oorlog.[6]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen