enkelvoud meervoud
naamwoord bondgenootskap

bondgenootskap

  1. bondgenootschap
    «Ons lees voort tot waar hy by die laaste dramatiese slottonele kom: bondgenootskap en eenwording, afskeid en vaarwel.»
    Wij lezen verder tot waar hij bij zijn laatste dramatische slot komt: bondgenootschap en eenwording, afscheid en vaarwel.[1]