bewonersvereniging

  • be·wo·ners·ver·eni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord bewonersvereniging bewonersverenigingen
verkleinwoord

de bewonersverenigingv

  1. belangenorganisatie van een groep mensen die in een zelfde gebouw of wijk wonen
     De vicevoorzitter van de bewonersvereniging was ervan overtuigd dat leden van het nieuwe bestuur de bewoners in de woningen met een gereguleerde huur bespioneerden en dat ze in het geheim afgevaardigden naar onze vergaderingen stuurden, andere bewoners meldden dat ze geheimzinnige brieven in de bus hadden gekregen van iemand die zich AJ Clarke Real Estate Corp noemde; de brieven bevatten voorstellen voor ‘wederzijds gunstige’ regelingen namens de eigenaren.[1]
     Volgens Jan Roelofsen, bestuurslid van bewonersvereniging Huisduiner Belang, zal het niet zo'n vaart lopen. Hij is niet bang dat de vuurtoren omvalt, zei hij in het NOS Radio 1 Journaal, maar er moet volgens hem nu wel wat gebeuren vanwege de slechte staat van de vuurtoren.[2]
  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Rijkswaterstaat: scheuren in vloer vuurtoren al bekend, in wanden recent ontdekt” (WO 22 SEPTEMBER 2020), NOS