kruisvereniging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kruis·ver·eni·ging
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kruis zn en vereniging zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruisvereniging | kruisverenigingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kruisvereniging v
- (medisch) organisatie voor preventieve en extramurale gezondheidszorg
- ▸ u raakte ze pas echt in paniek, en bijgevolg hij ook. Ze had haar mond voorbij gepraat, en vervolgens iets verzwegen, die kraamtrut. Ze staken elkaar met hun paniek aan. Ernst belde de kruisvereniging.[2]
- ▸ Wijkverpleegkundigen werken beter en goedkoper dan de reguliere thuiszorg. Dat blijkt uit een onderzoek van bureau BMC naar de kosten en baten van tien wijkzusters die in West-Brabant als experiment zijn ingezet door de Regionale Kruisvereniging West-Brabant.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. organisatie voor preventieve en extramurale gezondheidszorg
Gangbaarheid
- Het woord kruisvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“Wijkzuster goedkoper dan thuiszorg” (01-10-2011), NOS