echtvereniging
- Geluid: echtvereniging (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛxtfərˌenəɣɪŋ / (5 lettergrepen)
- echt·ver·eni·ging
- samenstelling van echt zn en vereniging zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | echtvereniging | echtverenigingen |
verkleinwoord | - | - |
de echtvereniging v
- (juridisch) wettelijk omschreven band die twee mensen die met elkaar een paar of een gezin willen vormen kunnen aangaan
- ▸ Tot 1971 bepaalde het Burgerlijk Wetboek dat mannen het hoofd van de echtvereniging waren met alle consequenties van dien voor hun vrouwen.[2]
- plechtigheid waarbij twee mensen die met elkaar een paar of een gezin willen vormen een wettelijk omschreven band aangaan
- ▸ Nu is bladeren in oude leggers een verderfelijk gebruik in dagen van journalistieke hoogtij. Het wordt bijna altijd gedaan als bijzondere gebeurtenissen in het koninklijk huis een feestkrant oproepen en beroemd is het geval van de dame die, tegelijk geboren met prinses Wilhelmina, op de dag van de koninklijke echtvereniging in het huwelijk trad met een heer die het levenslicht tegelijk met prins Hendrik aanschouwde.[3]
- Het woord echtvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Elsbeth Etty“Ziezo, bevrijd van man en tiran” (4 december 2009) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “Tussen mal en dwaas & Klein beginnen.” (1997), De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, ISBN 90 295 0916 3, p. 105