Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Studentštudent


  • stu·dent
enkelvoud meervoud
naamwoord student studenten
verkleinwoord studentje studentjes

de studentm

  1. (persoon) (onderwijs) iemand die hoger onderwijs volgt
    • De universiteit met al haar medewerkers, studenten en onderzoekers vormt een academische gemeenschap. 
     Genie, de student uit Australië, Jetfighter, de vagebond uit Amerika, en Van Go, de burgerman uit Nederland.[2]
    • Aan de geslaagde student wordt een getuigschrift uitgereikt en een lijst met de door hem behaalde resultaten uit het tweede, derde en vierde jaar. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
naamwoord student studente


  • stu·dent

student

  1. (onderwijs) student


enkelvoud meervoud
student students

student

  1. (onderwijs) student


student m

  1. (onderwijs) student


  • stu·dent
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
Naar frequentie 6141
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studenter     studentene  
genitief   students     studentens     studenters     studentenes  

student m

  1. (onderwijs) student (mannelijke vorm)
    «Den rødgrønne regjeringen har sviktet alle landets studenter
    De rood-groene regering heeft alle studenten van het land in de steek gelaten.
  2. (onderwijs) studente (vrouwelijke vorm)


  • stu·dent
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studentar     studentane  

student m

  1. (onderwijs) student (mannelijke vorm)
    «Rundt 50.000 studentar blokkerer store delar av sentrum av den italienske hovudstaden Roma i protest mot store kutt i utdanningssektoren.»
    Ongeveer 50.000 studenten blokkeren grote delen van het centrum van de Italiaanse hoofdstad Rome uit protest tegen de grote bezuinigingen in het onderwijs.
  2. (onderwijs) studente (vrouwelijke vorm)


student m

  1. (onderwijs) student


student m

  1. (onderwijs) student


student

  1. (onderwijs) student


  • stu·dent

student mbezield

  1. (onderwijs) student; iemand die middelbaar of hoger onderwijs studeert




  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studenter     studenterna  
genitief   sudents     studentens     studenters     studenternas  
  1. (onderwijs) student