eerstejaarsstudent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·ste·jaars·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eerstejaarsstudent eerstejaarsstudenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

eerstejaarsstudent m [1]

  1. een student die in het eerste jaar van zijn studie zit
    • De Franse debutante Julia Ducournau maakt scherpzinnig gebruik van dat antropologische relativeringsvermogen in haar opwindende, overrompelende debuutfilm Raw. Ze maakt van de kannibaal niet de primitieve en exotische ander; ze omarmt de kannibaal in ons allen. Justine - dank u, markies De Sade - is een muizig meisje, afkomstig uit een gezin van vegetariërs. Ze arriveert als eerstejaarsstudent diergeneeskunde aan een uit lelijk beton opgetrokken universiteit. Daar staat ze in de schaduw van haar oudere zus Alexia. Justine wordt onderworpen aan een woeste ontgroening. Daarbij moet ze een rauw konijnenniertje eten. Dat maakt krachten in haar los die ze niet begrijpt en niet kan beheersen. Tegelijk met de smaak van vlees ontdekt ze seks, wat de zaken er ook niet eenvoudiger op maakt.[2] 
    • Joris Deumens (20) is dyslectisch, maar met Chinese karakters heeft hij totaal geen moeite. 'Frans was pas echt Chinees voor mij', zegt hij. De eerstejaarsstudent Asian Business aan de Avans Hogeschool in Breda behoort volgens het Centrum Hoger Onderwijs Informatie tot de grootste groep studenten met een functiebeperking. 'In groep 6 kreeg ik moeite met lezen. Na een onderzoek bleek dat ik dyslectisch ben.'.[3]  
Verwante begrippen
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Peter de Bruijn 26 april 2017
  3. Volkskrant 11 december 2012