Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Eras·mus·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Erasmusstudent Erasmusstudenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Erasmusstudentm

  1. (onderwijs) een student die meedoet aan het internationale uitwisselingsprogramma voor studenten van de Europese Unie
     Twee keer werd de fiets van Charles Michel gestolen. Maar dat was 20 jaar geleden, toen de Belg in Amsterdam was als Erasmusstudent.[1]
     Bij de presentatie van de uitgewerkte plannen vanmiddag zei vice-commissievoorzitter Jyrki Katainen dat elke aan Erasmus uitgegeven euro ‘een investering in onze toekomst’ is. "Als oud-Erasmusstudent weet ik waarover het heb." Hij werd er in elk geval premier van Finland en later dus vice-commissievoorzitter mee.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Charles Michel op tour langs de hoofdsteden” (20-11-2019), NOS
  2.   Weblink bron
    Frans Boogaard
    “Europa stuurt 12 miljoen studenten naar buitenland” (30-05-2018), Tubantia