Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·den·ten·broe·kie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord studentenbroekie studentenbroekies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de studentenbroekiem

  1. (informeel) studerende, onervaren jongen
     Het was alsof hij terug in de tijd reisde naar zijn studiejaren in Dresden. Maar ongetrouwde studentenbroekies kon je het vergeven, hij was er zelf een geweest. Met getrouwde, ontwikkelde mannen was het een heel andere kwestie.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142