tweedejaarsstudent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·de·jaars·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tweedejaarsstudent tweedejaarsstudenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tweedejaarsstudentm

  1. iemand die het tweede leerjaar van een studie volgt
     "We proberen het zo duidelijk mogelijk na te bootsen. Het is hier bloedje heet, de studenten mogen niet eten en drinken, of naar het toilet. En ze krijgen steeds hetzelfde klusje. Dus bijvoorbeeld het vaststikken van een rits, en dat dan drie dagen lang", legt Laura, tweedejaarsstudent mode en management, uit.[2]
     Dan worden ze niet begeleid door iemand die ook een hbo-opleiding heeft gevolgd. "Wat ik hier heb geleerd kon ik vervolgens niet op mijn stageplek toepassen. Dat is niet zo uitdagend", vertelt tweedejaarsstudent Nina.[3]
  2. iemand die voor het tweede jaar student is
     Studenten blijven steeds langer thuis wonen. Niet alleen eerstejaarsstudenten, maar ook tweedejaars gaan minder vaak op kamers. Voor 52 procent van de studenten is het leenstelsel de oorzaak, blijkt uit onderzoek van Kences, een samenwerkingsverband van studentenhuisvesters.[4]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bloedheet en je mag niet naar de wc: modestudenten werken in een sweatshop” (Woensdag 29 november 2017, 15:09), NOS
  3.   Weblink bron “Te weinig stages, te weinig verpleegkundigen” (Woensdag 9 december 2015, 07:31), NOS
  4.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Ook tweedejaarsstudent minder vaak op kamers” (Zaterdag 30 september 2017, 09:18), NOS