geneeskundestudent

  • ge·nees·kun·de·stu·dent
enkelvoud meervoud
naamwoord geneeskundestudent geneeskundestudenten
verkleinwoord

de geneeskundestudentm

  1. iemand die aan het leren is om dokter te worden
    • Professor Watson kende het fenomeen van toen ze in Kenia werkte als geneeskundestudent. Dit was het vierde geval dat ze vaststelde in Australië. "We hebben een bepaalde hoeveelheid vitamine A nodig zodat onze cellen zich voldoende kunnen ontwikkelen. Vaak wordt echter niet aan een vitaminetekort gedacht omdat de kinderen er doorvoed uitzien." [1] 
    • Het hart van de Amerikaanse Sarah Cummins brak toen zij en haar verloofde een week geleden hun bruiloft afbliezen. Alles was geregeld: van de locatie, tot de taart en het eten. Om er toch nog iets moois van te maken, besloot de 25-jarige geneeskundestudent 170 daklozen uit te nodigen om samen met hen alsnog van het diner te kunnen genieten. [2] 
    • "Deze drukte hadden we niet voorzien." Niels Pesser is geneeskundestudent aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Samen met zijn vader, die apotheker is, ontwikkelde Pesser de anti-katerpil Zober!. Na een hoop media-aandacht is de verkoop nu al moeilijk bij te houden. [3]