informaticastudent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·ma·ti·ca·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord informaticastudent informaticastudenten
verkleinwoord informaticastudentje informaticastudentjes

Zelfstandig naamwoord

de informaticastudentm

  1. (informatica) student die een ICT-opleiding volgt
     Het is ook zonder cookies mogelijk gebruikers te volgen en daarover wordt in de cookiewet niets geregeld. Onder meer Vodafone gebuikt een alternatief systeem waarmee gebruikers te volgen zijn, stelt informaticastudent Ralph Broenink van de Universiteit Twente in een onderzoek.[1]
     De presentator kijkt zonder schuldgevoel terug op zijn carrière als spreekbuis van Loekasjenko. In een land zonder onafhankelijke televisiezenders zat er voor de jonge informaticastudent Kozlovitsj in 2011 niets anders op dan te solliciteren bij de staatstelevisie. Hij werkte zich omhoog: acht jaar na zijn start als assistent-technicus werd hij in 2019 gelanceerd als boegbeeld van het ontbijtnieuws op hoofdzender Belarus 1.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Cookiewet te omzeilen'” (8 februari 2012, 13:24), NOS
  2.   Weblink bron
    Chiem Balduk
    “Terwijl zijn vrienden protesteerden, sprak nieuwslezer Sergej van 'agressieve jongeren'” (29 augustus 2020, 16:35), NOS