pet
Niet te verwarren met: PET, pět |
- pet
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘hoofddeksel’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]
- zn v/m: herkomst onzeker; mogelijk een verkorting van Frans toupet "kuif" [2]
- zn o: (letterwoord) voor polyetheentereftalaat
- bn waarschijnlijk afgeleid van pet zn "hoofddeksel", vanwege de sterke associatie met iemand van lagere maatschappelijke stand [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pet | petten |
verkleinwoord | petje | petjes |
- (hoofddeksel) tamelijk plat hoofddeksel met een klep
1. tamelijk plat hoofddeksel met een klep
Daar kan ik met mijn pet niet bij
Daar neem ik mijn petje voor af
Dat gaat boven mijn pet
Iets onder de pet houden
Er met de pet naar gooien
Een/Geen hoge pet van iemand ophebben
Jan met de pet
|
1. tamelijk plat hoofddeksel met een klep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pet | - |
verkleinwoord | - | - |
het pet o
- (materiaalkunde) polyetheentereftalaat, soort lichte, doorschijnende kunststof
- Een fles voor mineraal water is vaak van pet gemaakt.
stellend | |
---|---|
onverbogen | pet |
verbogen | (alleen predicaat) |
- (informeel) erg slecht, waardeloos
- Het weer was vandaag pet.
- Het woord pet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ pet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Dat gaat hem boven de pet, Pluskrant, 27 maart 2017
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /pɛd/
pet
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pet | pets |
pet
- (dierkunde) huisdier
- (figuurlijk) iemand die of iets dat een speciale (voorkeurs)behandeling krijgt, overdadig verwend/vertroeteld wordt e.d.
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
pet |
pet
- als huisdier gehouden
- favoriet, gekoesterd
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pet |
he/she/it | pets |
verleden tijd | petted |
voltooid deelwoord |
petted |
onvoltooid deelwoord |
petting |
gebiedende wijs | pet |
pet
- overgankelijk als huisdier houden
- overgankelijk (overdadig) verwennen, vertroetelen
- overgankelijk knuffelen, liefkozen
- onovergankelijk als huisdier gehouden worden
- onovergankelijk, (verouderd) chagrijnig/knorrig zijn, mokken ww , mopperen, wrokken
- (verkorting) van pétard
pet m
- (spreektaal) wind, scheet
- «Ça pue ici! Qui a lâché un pet?»
- Het stinkt hier! Wie heeft er een scheet gelaten?
- «On tirerait plutôt un pet d'un âne mort.»
- Hij is zo gierig als de pest (letterlijk: Je zou eerder een scheet uit een dooie ezel kunnen trekken) [1]
- «Ça pue ici! Qui a lâché un pet?»
- (spreektaal) joint, stickie
- «Quand le prof est entré dans la classe, y avait Yann à la fenêtre en train de fumer un gros pet.»
- Toen de leraar de klas binnenkwam, zat Yann bij het raam een grote joint te roken. [1]
- «Quand le prof est entré dans la classe, y avait Yann à la fenêtre en train de fumer un gros pet.»
- (spreektaal) gelazer
- «Lors de la manif, mes potes ont fait du pet.»
- Bij de demonstratie zorgden mijn maten voor veel ophef. [1]
- «Lors de la manif, mes potes ont fait du pet.»
- (spreektaal) beschadiging
- «Putain, y a un pet sur ma portière!»
- Er zit verdomme een kras op mijn wagen! [1]
- «Putain, y a un pet sur ma portière!»
pet
pet