jockeypet
  • joc·key·pet
enkelvoud meervoud
naamwoord jockeypet jockeypetten
verkleinwoord

de jockeypetv / m

  1. (hoofddeksel) pet met grote klep die een jockey tijdens paardenrennen draagt
    • De koningin - om een indruk te geven - is een nuf met de intonatie van een verwend kind, een rijbroek, een kroon op haar jockeypet, een scepter in de hand en een handtasje met het wapen van de monarchie in goud. [2] 
    • Dimitri heeft onder supervisie van zijn vader een aantal verhalen vertaald. Maar nu doet hij het in zijn eentje, en dat geeft ongelukken. De twee Nederlandse vertaalsters ontdekten bijvoorbeeld dat een 'jockeypet' een 'hockeypet' was geworden. Dat kon in de Amerikaanse editie en in de Nederlandse nog verbeterd worden. Maar elders ging het mis. [3] 
84 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]