knuffelen
- knuf·fe·len
- In de betekenis van “liefkozend pakken” voor het eerst aangetroffen in het jaar 1521. [1]
- frequentatief gevormd uit een thans verouderd werkwoord knuffen “stoten”, “stompen” met het achtervoegsel -el. [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knuffelen |
knuffelde |
geknuffeld |
zwak -d | volledig |
knuffelen
1. omhelzen
- Het woord knuffelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knuffelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "knuffelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knuffelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be