hug
  • hug
enkelvoud meervoud
naamwoord hug hugs
verkleinwoord

de hugm

  1. het de armen om elkaar heen slaan; een veel voorkomende manier om genegenheid te tonen
     Met waterverf schilderde ik het gelige landschap waar ik de afgelopen dagen doorheen was gekomen. Bij het afscheid kreeg ik van iedereen een warme hug en ook nog twee water-kwasten.[1]
     Voordeeltje Oranjeloos-WK; Stefan de Vrij heeft tijd voor hug: Vier jaar nadat hij met Oranje brons won op het WK, reikte Stefan de Vrij vanmiddag in Ouderkerk aan den IJssel een paar honderd medailles uit op zijn eigen toernooi. ,,Een hele eer.’’[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron
    Wietse Dijkstra
    “Voordeeltje Oranjeloos-WK; Stefan de Vrij heeft tijd voor hug” (16-06-2018), Tubantia


  • Mogelijk verwant met het Oudnoorse hugga, "troosten".[1]
vervoeging
onbepaalde wijs to  hug 
he/she/it  hugs 
verleden tijd  hugged 
voltooid
deelwoord
 hugged 
onvoltooid
deelwoord
 hugging 
gebiedende wijs  hug 

hug

  1. omhelzen, knuffelen