toupet
- tou·pet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘haarstukje’ voor het eerst aangetroffen in 1732 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toupet | toupetten toupets |
verkleinwoord | toupetje | toupetjes |
de toupet m
- Het woord toupet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toupet" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "toupet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ toupet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be