Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·vo·riet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gunsteling’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen favoriet favorieter favorietst
verbogen favoriete favorietere favorietste
partitief favoriets favorieters -

Bijvoeglijk naamwoord

favoriet

  1. het meest prettige
    • Zijn favoriete bezigheid is muziek maken. 
     Het potje met mijn favoriete zwarte inkt plaatste ik binnen handbereik.[3]
     Ernst Jünger was de favoriete schrijver van al zijn klasgenoten. Er werd gezegd dat hij nu de meest gelezen Duitse schrijver ooit was geworden. Hoe dat precies kon, was niet helemaal duidelijk, hij kon nu toch niet al meer lezers hebben dan Goethe? Niet in heel Duitsland toch?[4]
  2. geacht de winnaar te zullen worden
    • De favoriete schaatser ging onderuit en zag zijn kansen op het wereldkampioenschap daarmee in rook opgaan. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord favoriet favorieten
verkleinwoord favorietje favorietjes

Zelfstandig naamwoord

de favorietm

  1. persoon die je beter vindt dan de anderen; persoon de geprefereerd wordt boven anderen
    • Ben Saunders was mijn favoriet bij The voice of Holland 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen