• se·con·de
  • Leenwoord uit het Frans (seconde), in de betekenis van ‘60e deel van minuut’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord seconde seconden
secondes
verkleinwoord secondje
secondetje
secondjes
secondetjes

de secondev / m

  1. (tijdrekening), (natuurkunde), (eenheid) SI-grondeenheid van tijd, weergegeven met symbool s
    • Een minuut bestaat uit 60 seconden. 
     De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte.[4]
  2. (wiskunde), (eenheid) eenheid voor hoeken
    • Een seconde is het 1/3600ste deel van een graad. 
  3. (tijdrekening) een korte hoeveelheid tijd
    • Heb je een seconde? 
     Een seconde later stoof ze achteruit mijn kant op.[4]
  4. (muziek) de tweede trap van een diatonische toonladder
  5. (muziek) een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de tweede toon van een diatonische toonladder
  • iets of iemand voor geen seconde missen
iets of iemand helemaal niet missen
 Hij haalde een goed cijfer voor wiskunde, kreeg zelfs een ruime voldoende. Maar toen we afscheid namen voor de zomervakantie miste ik hem geen seconde.[5]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  seconde     la seconde     secondes     les secondes  

seconde v

  1. (tijdrekening) seconde
  2. (muziek) seconde