toon
![]() |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: toon (hulp, bestand)
- IPA: / ton / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ton/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ton/
Woordafbreking
- toon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toon | tonen |
verkleinwoord | toontje | toontjes |
Zelfstandig naamwoord
toon m
- (muziek), (natuurkunde) een geluid met een bepaalde herkenbare hoogte, een trilling met een frequentie
- Hij sloeg op de bel en deze weergalmde op heldere toon.
- intonatie in de gesproken taal, manier van spreken
- Een sarcastische toon.
- je toon bevalt me niet
- ▸ Ook al zag hij eruit als een wilde heavymetalfan, hij had een vriendelijke toon in zijn stem waardoor ik hem meteen mocht.[3]
- sfeer, impliciete boodschap van teksten
- de toon was luchtig en soms vrolijk
- het karakteristieke geluid van een stem of instrument
- dit instrument heeft een warme toon.
- kleurschakering door toevoeging van wit of zwart b.v. halftoon
- klemtoon, accent
Gelijkklinkende woorden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- dieptonig, halftonig, hoogtonig, laagtonig, veeltonig, viertonig, zestonig
- [2] intonatie, geluid, klank
Uitdrukkingen en gezegden
- de toon was gezet
de emotioele stemming was bepaald
- een toontje lager laten zingen
overwonnen worden
- ▸ Het lijkt zo simpel. Zet de sterftecijfers op een rij, en je krijgt een indruk wie er het beste in is geslaagd het virus een toontje lager te laten zingen. In België, Italië en Spanje ging het mis. In Nederland waren we slechter af dan in de VS. En in Duitsland en China ging het een stuk beter. Toch?[4]
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tonen |
toon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonen
- Ik toon.
- gebiedende wijs van tonen
- Toon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonen
- Toon je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord toon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toon" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "toon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ toon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Maarten Keulemans en Serena Frijters“Welk land heeft de beste coronastrategie? Vijf lessen over de eerste coronagolf” (21 mei 2020), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be