toonbank
- toon·bank
- samenstelling van toon ww en bank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toonbank | toonbanken |
verkleinwoord | toonbankje | toonbankjes |
- (economie) een winkeltafel waarop waren worden getoond en afgerekend
- De magnetische beveiligingsstrip werd op de toonbank verwijderd.
- ▸ De winkelbediende die naar ons toe kwam, was ook heel vriendelijk en leidde ons door het gedrang naar de toonbank.[1]
Als warme broodjes over de toonbank gaan.
- Zeer snel verkocht worden.
Iets onder de toonbank verkopen.
- Iets in het geheim aan iemand verkopen.
Over de toonbank gaan.
- Verkocht worden.
1. een winkeltafel waarop waren worden getoond en afgerekend
- Het woord toonbank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toonbank" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be