Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·toon·sprei·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tentoonspreiden
spreidde tentoon
tentoongespreid
zwak -d volledig

Werkwoord

tentoonspreiden

  1. laten zien
    • In zijn boek spreidt de schrijver zijn bekwaamheid en kennis over de geschiedenis van het land tentoon. 
Vertalingen

Gangbaarheid