• ten·toon
  • samenstelling van  ten vz  en  toon zn , eigenlijk de verbinding "ten toon" aaneengeschreven als deel van een samengesteld werkwoord [1]

tentoon

  1. zodat het goed kan worden bekeken
    • Drie jaar geleden verkocht zijn neef Eric de Rothschild voor 160 miljoen euro de Rembrandt-portretten Marten & Oopjen, aan de Nederlandse Staat én de Franse staat, met de bedoeling ze afwisselend in het Rijksmuseum Amsterdam en het Louvre tentoon te stellen. [2]
    • Regisseur Claire Denis weet met ‘Un beau soleil intérieur’ een lichtvoetige ernst tentoon te spreiden die indrukwekkend is. [3]
  • De verbinding "ten toon" wordt als woordgroep niet aan elkaar geschreven, maar deze vorm is verouderd. De hier beschreven vorm "tentoon" komt alleen voor als eerste deel van scheidbaar samengestelde werkwoorden.
58 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]