Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees·toon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leestoon leestonen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

leestoon m [1]

  1. de klank waarmee men een tekst voorleest
    • Op die manier hoorden we tegelijk een verhaal, een analyse ervan, getuigenissen, liederen en instrumentale stukken. Het is niet eenvoudig om daar een vloeiende lijn in te krijgen, en dat lukte dan ook niet. Het evenwicht was onduidelijk, de liederen (half recitatieven) waren grotendeels onverstaanbaar, de teksten werden te veel op leestoon gebracht. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 02 MEI 2002 OM 00:00 UUR | Peter Vantyghem De schrift volgens Wannes
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be