• sext
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘de zesde toon van de diatonische toonladder’ voor het eerst aangetroffen in 1809 [1]
  • van Latijn sextus "zesde"
enkelvoud meervoud
naamwoord sext sexten
verkleinwoord (sextje) (sextjes)

de sextv / m

  1. (muziek) de zesde toon van een diatonische toonladder
    • Een a is de sext van een toonladder in c. 
  2. (muziek) een interval tussen een toon en de zesde toon erboven of beneden
    • Een dalende kleine sext is bij het zingen niet altijd eenvoudig te treffen. 
  3. (religie) een van de kleine kerkelijke getijden
    • Rond het middaguur wordt het officie van de sext met name in kloosters gebeden.