Een eik.
  • eik
  • In de betekenis van ‘boomsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1137.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands eike, Brabants-Limburgse bijvorm van klankwettig ēke (waaruit eek ‘eikenschors’), ontwikkeld uit Oergermaans *aikō, bij Indo-Europees *h₂eiǵ-, waartoe ook Latijn aesculus ‘wintereik’, Oudgrieks aigílōps ‘Valonia-eik’ en Litouws dial. áižuols ‘eik’ behoren.[2] Evenzo Nederduits Eek, Duits Eiche, Fries iik, eek en Engels oak.
  • [2] In de plaatselijke betekenis van 'hond' uit Engels tyke, tike 'hond, mormel', voor het eerst aangetroffen in 1949, zie vindplaats hieronder.
enkelvoud meervoud
naamwoord eik eiken
verkleinwoord eikje eikjes

de eikm

  1. (plantkunde) Quercus  , een geslacht van loofbomen
    • Op het dorpsplein stond een machtige eik. 
     En sta tezamen, maar niet te dicht bijeen: want de zuilen van de tempel staan ieder op zichzelf, en de eik en de cipres groeien niet in elkanders schaduw.’[3]
  2. (Den Helder) hond
     Daar heeft hij in Den Helder een Engels taal-zwervertje ontdekt, nl. het zelfstandig naamwoord „eik” inde betekenis van hond. leder, die geregeld contact met inwoners van Den Helder heeft gehad, moet het gebruik van dit woord zijn opgevallen. Nergens anders komt het voor, noch iets dat er op lijkt. De benaming „eik” voorspelt voor het viervoetertje, dat er mee getooid wordt, weinig goeds.[4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  • [1] eik in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] eik op Wikidata  
  1. "eik" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. eik op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron
    E. Kroeskop
    Op doorreis in: De Speelwagen, geïllustreerd tijdschrift in het bijzonder gewijd aan de historische schoonheid, folklore en geschiedenis in Hollands Noorderkwartier, jrg 4 (1949), 232.
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord eik eike

eik

  1. (plantkunde) eik