eikengebladerte
- ei·ken·ge·bla·der·te
- samenstelling van eik zn en gebladerte zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eikengebladerte | - |
verkleinwoord | - | - |
het eikengebladerte o
- de bladeren van een of meer eikenbomen
- De wielewaal verschool zich in het eikengebladerte.
- Het woord 'eikengebladerte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.