gebladerte
- Geluid: gebladerte (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈbladərtə / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈbladərtə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈbladərtə/
- ge·bla·der·te
- In de betekenis van ‘alle boombladeren’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- Afgeleid van blader (van blad met het invoegsel -er-) met het omvoegsel ge- -te. Deze combinatie van twee affixen vormt een onzijdig zelfstandig naamwoord dat een verzameling aangeeft. In dit geval de verzameling van de bladeren in een bladerdek.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebladerte | - |
verkleinwoord | - | - |
- een verzameling van bladeren van één of meer bomen
1. een verzameling van bladeren van één of meer bomen
- Het woord gebladerte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebladerte" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "gebladerte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bouilly, J.N.“De jonge vrouwen” (1823)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebladerte | - |
gebladerte
- gebladerte
- «Die digte gebladerte huisves duisende soorte blaarvretertjies soos ruspes en sapsuiers soos plantluise, en dié voorsien op hul beurt ’n oorvloed van kos vir insektevretende voëls, spinnekoppe, soogdiertjies en roofinsekte.»[1]Het dichte gebladerte huisvest duizenden soorten diertjes die bladeren vreten zoals rupsen, en zuigers van sap zoals bladluizen, en deze voorzien op hun beurt een overmaat voedsel aan insectenetende vogels, spinnen, kleine zoogdieren en roofinsecten
- «Die digte gebladerte huisves duisende soorte blaarvretertjies soos ruspes en sapsuiers soos plantluise, en dié voorsien op hul beurt ’n oorvloed van kos vir insektevretende voëls, spinnekoppe, soogdiertjies en roofinsekte.»[1]
- ↑ Weblink bron “Mieliestronk”