Een kurkeik. De roodbruine stam is reeds ontkurkt, maar aan de bovenste takken hangt nog schors.
 
De schors van een kurkeik.
  • kurk·eik
enkelvoud meervoud
naamwoord kurkeik kurkeiken
verkleinwoord kurkeikje kurkeikjes

de kurkeikm

  1. (bloemplanten) Quercus suber   een boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae  ), die van nature voorkomt in Zuid-Europa en Noord-Afrika en die het hele jaar groen blijft. Deze eik wordt aangeplant als sierboom in parken en tuinen. Verder wordt de boom vooral in Spanje en Portugal gekweekt vanwege de kurk. De hoogte is 20 m
72 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be