Nederlands

 
Bladeren, katjes en eikels van een zomereik.
Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·eik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomereik zomereiken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zomereikm

  1. (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Quercus robur  , die inheems is in de Benelux en tot 35 meter hoog kan worden
    • De zomereik is de eik die het grootste verspreidingsgebied in Europa heeft. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
namen van loofbomen in de Benelux:
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen