mispel
- mis·pel
- via Middelnederlands mispele van Oudfrans mesple, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mispel | mispels mispelen |
verkleinwoord | mispeltje | mispeltjes |
- (bloemplanten) bepaald soort loofboom Mespilus germanica , die inheems is in de Benelux, tot 6 meter hoog kan worden en de gelijknamige vrucht voortbrengt
- ▸ Leven op het ritme van de klok, zes keer per dag een kerkdienst, de eeuwenoude abdijtuin met z’n fruitbomen, walnoten, hazelaars, mispels, kastanjes en vlieren, waar buizerds en eekhoorns huizen en waar kauwen en spechten een onderkomen vinden in een oude acacia.[4]
- ▸ De eenbessen stonden te verflensen onder een verzengende voorjaarszon. Ze waren ten dode opgeschreven. We besloten er een paar mee te nemen om te proberen ze te behouden in onze volkstuin in Amsterdam. (…) Diezelfde avond al stonden ze op een beschaduwd plekje onder de mispel in onze Amsterdamse volkstuin op Amstelglorie.[5]
- ▸ Ik wens me een kleine boom, met eetbare vruchten en flink blad, in de zon en op rijke grond. Ik moet een mispel.[6]
- (fruit) vrucht van de mispelboom, Mespilus germanica
- ▸ Je ziet ze weinig, mispels, maar als u ze vindt, let u er dan op dat ze goed zacht zijn.[7]
-
1. Een jonge mispel.
-
1. Bladeren van een mispel.
-
1. Bloem van een mispel.
-
2. Een mispel aan de boom.
-
2. Drie geplukte mispels.
- [1] mispelboom
- Als wetenschappelijke benaming is ook Crataegus germanica in gebruik.
- mispelaar, mispelblad, mispelboom, mispelbruin, mispeldonk, mispelgelei, mispelhout, mispelmassa, mispelrot, mispelsap, mispellijster
- amandelwilg
- berijpte wilg
- beuk
- bittere wilg
- boskers
- boswilg
- Duitse dot
- eetappel
- es
- esp
- Europese vogelkers
- fladderiep
- gele kornoelje
- geoorde wilg
- gewone es
- gewone esdoorn
- gewone vogelkers
- gladde iep
- grauwe abeel
- grauwe wilg
- grootbladige linde
- haagbeuk
- Hollandse linde
- hulst
- katwilg
- kleinbladige linde
- kraakwilg
- kronkelwilg
- laurierwilg
- ratelpopulier
- rode kornoelje
- ruwe berk
- ruwe iep
- schietwilg
- Spaanse aak
- sporkeboom
- sporkehout
- steeliep
- veldesdoorn
- vuilboom
- waterwilg
- wegedoorn
- wilde appel
- wilde lijsterbes
- wilde peer
- wintereik
- winterlinde
- witte els
- zachte berk
- zoete kers
- zomereik
- zomerlinde
- zwarte els
- zwarte populier
- zwarte wilg +
- [2] zo rot als een mispelzeer verdorven of corrupt
- [2] met tijd en stro rijpen de mispelsomstandigheden kunnen het gewenste resultaat opleveren als je geduldige afwacht
1. bepaald soort loofboom Mespilus germanica
2. vrucht van de mispelboom
- Het woord mispel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mispel" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] mispel in het Nederlands Soortenregister N
- [1] mispel op Wikidata
- [1] mispel op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ mispel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "mispel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Rianne van Dijck“Een kijkje in het kloosterleven” (17 november 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Karina Wolkers“De eerste eenbes op Texel” (23 oktober 2014) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Hester van Santen“Loflied op loofbomen is het ideale bladerboek” (29 juni 2013) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “Mispels in custard” (29 november 2019) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be