kraakwilg
- kraak·wilg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraakwilg | kraakwilgen |
verkleinwoord | - | - |
de kraakwilg m
- (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Salix fragilis , die inheems is in de Benelux en tot 25 meter hoog kan worden
- ▸ Kenners onderscheiden wel 40 soorten wilgen, die onderling verbasteren. „Die heldergroene is de kraakwilg en die grijsgroene de schietwilg”, wijst de boswachter.[2]
-
1. Een kraakwilg in grasland.
-
1. Stam en takken van een kraakwilg.
-
1. Bladeren van een kraakwilg.
- amandelwilg
- berijpte wilg
- beuk
- bittere wilg
- boskers
- boswilg
- Duitse dot
- eetappel
- es
- esp
- Europese vogelkers
- fladderiep
- gele kornoelje
- geoorde wilg
- gewone es
- gewone esdoorn
- gewone vogelkers
- gladde iep
- grauwe abeel
- grauwe wilg
- grootbladige linde
- haagbeuk
- Hollandse linde
- hulst
- katwilg
- kleinbladige linde
- kronkelwilg
- laurierwilg
- mispel
- ratelpopulier
- rode kornoelje
- ruwe berk
- ruwe iep
- schietwilg
- Spaanse aak
- sporkeboom
- sporkehout
- steeliep
- veldesdoorn
- vuilboom
- waterwilg
- wegedoorn
- wilde appel
- wilde lijsterbes
- wilde peer
- wintereik
- winterlinde
- witte els
- zachte berk
- zoete kers
- zomereik
- zomerlinde
- zwarte els
- zwarte populier
- zwarte wilg +
- Het woord kraakwilg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] kraakwilg in het Nederlands Soortenregister N
- [1] kraakwilg op Wikidata
- [1] kraakwilg op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marion de Boo“Beverjacht in de Biesbosch” (21 augustus 2002) op nrc.nl