kronkelwilg
- Geluid: kronkelwilg (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkrɔŋkəlˌwɪləx / (3 of 4 lettergrepen)
- kron·kel·wilg
- samenstelling van kronkel ww en wilg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kronkelwilg | kronkelwilgen |
verkleinwoord | - | - |
de kronkelwilg m
- (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Salix babylonica , die afkomstig is uit China en tot 12 meter hoog kan worden
- ▸ De kronkelwilg geeft de sympathiek besproete Hagenaar rust en plezier, maar is een bron van stress voor buurman Jos.[1]
-
1. Een kronkelwilg.
- amandelwilg
- berijpte wilg
- beuk
- bittere wilg
- boskers
- boswilg
- Duitse dot
- eetappel
- es
- esp
- Europese vogelkers
- fladderiep
- gele kornoelje
- geoorde wilg
- gewone es
- gewone esdoorn
- gewone vogelkers
- gladde iep
- grauwe abeel
- grauwe wilg
- grootbladige linde
- haagbeuk
- Hollandse linde
- hulst
- katwilg
- kleinbladige linde
- kraakwilg
- laurierwilg
- mispel
- ratelpopulier
- rode kornoelje
- ruwe berk
- ruwe iep
- schietwilg
- Spaanse aak
- sporkeboom
- sporkehout
- steeliep
- veldesdoorn
- vuilboom
- waterwilg
- wegedoorn
- wilde appel
- wilde lijsterbes
- wilde peer
- wintereik
- winterlinde
- witte els
- zachte berk
- zoete kers
- zomereik
- zomerlinde
- zwarte els
- zwarte populier
- zwarte wilg +
- Het woord 'kronkelwilg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Wilfred Takken“Sophie omhelst een boom, raakt nog meer in de kreukels” (19 april 2017) op nrc.nl