• aman·del·wilg
enkelvoud meervoud
naamwoord amandelwilg amandelwilgen
verkleinwoord - -

de amandelwilgm

  1. (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Salix triandra  , die inheems is in de Benelux en tot 4 meter hoog kan worden
     Er komen in de Millingerwaard zeven of acht soorten wilgen voor, waaronder de amandelwilg, een schubbige struikwilg, en de schietwilg waar de buidelmees graag zijn nest aan vlecht.[3]
namen van loofbomen in de Benelux: