Wilgen
  • wilg
  • In de betekenis van ‘boomsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wilg wilgen
verkleinwoord wilgje wilgjes

de wilgm

  1. (bloemplanten) een geslacht Salix   van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae  ). Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren. De bomen doen het in drasse gebieden goed
    • Die wilgen kunnen beter geknot worden, anders waaien ze maar om. 
  • iets aan de wilgen hangen = ermee stoppen. Bvb: De chirurg hing zijn scalpel aan de wilgen. (Hij oefent het beroep niet meer uit.)
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  • [1] wilg in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] wilg op Wikidata