wilg

- wilg
de wilg m
- (bloemplanten) een geslacht Salix
van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae
). Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren. De bomen doen het in drasse gebieden goed
- Die wilgen kunnen beter geknot worden, anders waaien ze maar om.
- bindwilg, bitterwilg, bloemwilg, breekwilg, duinwilg, energiewilg, griendwilg, knotwilg, kopwilg, kruinwilg, madeirawilg, napoleonswilg, napoleonwilg, olijfwilg, oorwilg, purperwilg, rotswilg, schotwilg, slietwilg, sneeuwwilg, steenwilg, stoofwilg, teenwilg, topwilg, tweebastwilg, waterwilg, wielwilg, woestijnwilg, zeewilg, zilverwilg
- Fleischers wilgenroosje, harig wilgenroosje, wilgalant, wilgenfamilie, wilgenroosje, wilgfonteinkruid, wilgkoeienoog, wilgsla, wilgzuring
- donkere wilgenzandbij, fraaie wilgenuil, geoorde wilgbladwesp, gewone wilgenmineermot, gewone wilgmineermot, gouden wilgenaardvlo, grauwe wilgbladwesp, kleine wilgenuil, lichte wilgenzandbij, slanke wilgenkokermot, wilgachtig, wilgbitter, wilgblaas, wilgblad, wilgbladrand, wilgbladrol, wilgbladwesp, wilgboktor, wilgeik, wilgenaardvlo, wilgenbast, wilgenbitter, wilgenblad, wilgenbladsteel, wilgenbladwesp, wilgenbleke, wilgenbloesem, wilgenboktor, wilgenboom, wilgenbos, wilgendansvlieg, wilgendonswants, wilgendwergspanner, wilgenelfje, wilgenfeetiran, wilgengalboorvlieg, wilgengitje, wilgengors, wilgengouduil, wilgenhermelijnvlinder, wilgenhommel, wilgenhout, wilgenhoutwesp, wilgenkaartmot, wilgenkatje, wilgenkever, wilgenkokermot, wilgenkruid, wilgenlaan, wilgenlangsprietmot, wilgenloot, wilgenlover, wilgenluis, wilgenmarmerbladroller, wilgenmierwants, wilgenmineermot, wilgenmug, wilgennerf, wilgenoogbladroller, wilgenpas, wilgenpijp, wilgenplatbek, wilgenplatvoetje, wilgenpracht, wilgenrijs, wilgenroe, wilgenroede, wilgenroos, wilgenrups, wilgenschaduwwants, wilgenschors, wilgenslakkenspoormot, wilgensnuit, wilgensnuitkevertje, wilgenspanner, wilgenspiegelmot, wilgenstam, wilgensteilneus, wilgenstek, wilgensteltmot, wilgenstippelmot, wilgenstof, wilgenstruik, wilgentak, wilgentandvlinder, wilgenteen, wilgentop, wilgenuil, wilgenvouwmot, wilgenweeskind, wilgenwespvlinder, wilgenworstje, wilgenworstjes, wilgenzandbij, wilgenziekte, wilgknop, wilgmineermot, wilgmirte, wilgpeer, wilgrozet, wilgspikkelpalpmot, wilgtak, wilgwrat, witte wilgenkokermot
- iets aan de wilgen hangen = ermee stoppen. Bvb: De chirurg hing zijn scalpel aan de wilgen. (Hij oefent het beroep niet meer uit.)
- Het woord wilg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wilg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "wilg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wilg op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be