vuilboom
- vuil·boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuilboom | vuilbomen |
verkleinwoord | vuilboompje | vuilboompjes |
de vuilboom m
- (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Frangula alnus , die inheems is in de Benelux, tot 7 meter hoog kan worden en behoort tot de wegedoornfamilie (Rhamnaceae )
- Als wetenschappelijke benaming is ook Rhamnus frangula nog in gebruik.
- amandelwilg
- berijpte wilg
- beuk
- bittere wilg
- boskers
- boswilg
- Duitse dot
- eetappel
- es
- esp
- Europese vogelkers
- fladderiep
- gele kornoelje
- geoorde wilg
- gewone es
- gewone esdoorn
- gewone vogelkers
- gladde iep
- grauwe abeel
- grauwe wilg
- grootbladige linde
- haagbeuk
- Hollandse linde
- hulst
- katwilg
- kleinbladige linde
- kraakwilg
- kronkelwilg
- laurierwilg
- mispel
- ratelpopulier
- rode kornoelje
- ruwe berk
- ruwe iep
- schietwilg
- Spaanse aak
- sporkeboom
- sporkehout
- steeliep
- veldesdoorn
- waterwilg
- wegedoorn
- wilde appel
- wilde lijsterbes
- wilde peer
- wintereik
- winterlinde
- witte els
- zachte berk
- zoete kers
- zomereik
- zomerlinde
- zwarte els
- zwarte populier
- zwarte wilg +
1. zie: sporkehout
- Het woord vuilboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] vuilboom in het Nederlands Soortenregister N
- [1] vuilboom op Wikidata
- [1] sporkehout op "Wilde planten in Nederland en België" ♣