• ei·ken·kroon
enkelvoud meervoud
naamwoord eikenkroon eikenkronen
verkleinwoord

de eikenkroonv / m

  1. Luxemburgse orde
     Daarnaast draagt de koning miniaturen van het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw, de belangrijkste civiele orde van ons land, en de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau. Ook heeft hij het onderscheidingsteken van de Johanniter Orde van Nederland opgespeld en die van de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg.[2]
  2. der buitenste grens van de bladeren van een eikenboom
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Koning draagt Elfstedenkruis” (Vrijdag 20 mei 2011, 09:14), NOS