eikentak
- ei·ken·tak
de eikentak m
- houtig deel van een loofboom uit het geslacht Quercus
dat bladeren verbindt met de stam; boomtak met eikenbladeren of eikels
- ▸ Er was een tekening bij van harige rupsen die in het gelid langs een dikke eikentak marcheerden.[2]
- ▸ Zo geraakte ik mijn gans kwijt
en heeft een boer volkomen gelijk
dat van de beker tot de lippen
ons nog heel wat kan ontglippen.
Ik hechtte daaraan geen geloof
tot de gier naar mij toevloog,
mijn prooi stal en de wijk nam
en neerstreek op een eikentak.[3]
- (vlinders) Campaea honoraria
een nachtvlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). De wetenschappelijke soortnaam is voor het eerst als Geometra honoraria geldig gepubliceerd door Michael Denis en Ignaz Schiffermüller in 1775
- 1. Foto met kale eikentakken in het voorjaar.
- 1. Foto van een zware eikentak in de zomer.
- 1. Tekening van een kleine eikentak in het najaar.
- 2. Een eikentak, Campaea honoraria
- [1] eiketak (officiële spelling tot 1996)
- [1] boomtak
- [2] spanners, vlinders, insecten, zespotigen, geleedpotigen, dieren
- [1] eik
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron
Henk van Halm“Op zoek naar processierupsen” (29 juni 1996) op trouw.nl - ↑
Weblink bron
Paul van Keymeulen (vert.)Reynaert en Primaat (branche XIII) in: Tiecelijn., =jrg. 16 nr. (2003), Vzw Tiecelijn-Reynaert / Marcel Ryssen, Sint-Niklaas, p. 188 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren