wapen
- wa·pen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wapen | wapens wapenen |
verkleinwoord | wapentje | wapentjes |
het wapen o
- een werktuig van geweld
- een wapenschild
- een onderscheidingsteken van een familie
|
- Een balk in zijn wapen voeren
- Groots ( of hoog ) in zijn wapen zijn
1. een werktuig van geweld
2. een wapenschild
|
vervoeging van |
---|
wapenen |
wapen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wapenen
- Ik wapen.
- gebiedende wijs van wapenen
- Wapen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wapenen
- Wapen je?
- ▸ In Nederland is het warm, maar in Frankrijk en Spanje is het warmer, warmst. De hittegolven slaan toe in Zuid-Europa en toeristen puffen en zweten erop los. Hoe wapen je je onderweg naar je vakantiebestemming tegen de verzengende hitte? En hoe zorg je ervoor dat je koel blijft op de camping? NU.nl vroeg het enkele deskundigen.[4]
- Het woord wapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wapen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wapen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wapen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be