wapentuig

Nederlands

Japans wapentuig

Uitspraak

• Geluid:  wapentuig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wa·pen·tuig

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  wapen zn  en  tuig zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	wapentuig	wapentuigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wapentuig o

1. alles waarmee je kunt strijden

   • Prins werd in september 2015 na een achtervolging doodgeschoten. Zijn vriend overleefde de aanslag. De moord zou het trieste dieptepunt zijn van een al langer slepende ruzie in het Limburgse drugscircuit. Een undercoveragent ontmaskerde de verdachten door zwaar wapentuig bij hen te kopen. Daarbij vertelden de verdachten volgens het Openbaar Ministerie (OM) over hun aandeel in de moord op Prins. Het drietal werd daarop gearresteerd. 
   • De politie heeft vrijdagavond 33 messen, twee boksbeugels en twee honkbalknuppels in beslag genomen bij een preventieve veiligheidscontrole in het centrum van Enschede. Het wapentuig werd aangetroffen bij de controle van circa zeshonderd mensen van de vroege avond tot het begin van de nacht. 
   • Het aantal kernwapens is de afgelopen dertig jaar drastisch verminderd, maar dat is geen reden om opgelucht adem te halen. De kernmachten investeren juist enorme bedragen in de modernisering van hun wapentuig. Dat stelt het Stockholmse Internationale Instituut voor Vredesonderzoek SIPRI in een maandag verschenen rapport. 

Synoniemen

• wapen, strijdmiddelen

Vertalingen

    1.   

Engels: military equipment (en), arms (en), weapons (en)

Gangbaarheid

• Het woord wapentuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wapentuig" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.