vervoeging van
armer

arma

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van armer


arma

  1. familiewapen, wapenschild


  • ar·ma
enkelvoud meervoud
arma armas

arma v

  1. wapen
vervoeging van
armar

arma

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar