wapendracht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wapendracht (hulp, bestand)
- IPA: /'wapə(n)drɑxt/
Woordafbreking
- wa·pen·dracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wapendracht | wapendrachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het hebben en dragen van (vuur)wapens
- De rechter baseerde zich voor zijn oordeel op recente vonnissen, die het fundamenteel recht van een burger op wapenbezit voor zelfverdediging bevestigen. Op basis daarvan is er 'geen basis meer om te concluderen dat het verbod op wapendracht conform de grondwet is', zo citeert de krant de rechter.[2]
- Wapendracht is voor veel extremisten een mannelijk voorrecht en ook de plannen om het drietal een aanslag uit te laten voeren, wekte kritiek. Met name bij de echtgenoot van de tweede Belgische vrouw. Die zat er niet zozeer mee dat hij zijn vrouw ging verliezen, maar vond wel dat terrorisme mannenwerk is.[3]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord wapendracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wapendracht" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 28 JULI 2014 Rechter vernietigt wapenverbod in Washington
- ↑ Tubantia 26-01-18 'IS stuurt Nederlandse en Belgische vrouwen terug voor terreur'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be